De Goudse Waarden heeft een jarenlange ervaring met innovatief vmbo-onderwijs. De website van leraar24 geeft een inspirerende impressie van de afdeling techniek.
School en leren zijn zo onlosmakelijk met elkaar verbonden dat we er zo langzamerhand vanzelf van uitgaan dat leren iets is dat je toch eigenlijk alleen op school doet. Wanneer je even verder denkt, kom je al gauw tot de ontdekking dat er buiten school minstens net zo veel wordt geleerd. Iedereen weet talloze voorbeelden te noemen van kennis, vaardigheden en competenties die niet op school zijn geleerd. Toch lijken de schoolse en de buitenschoolse wereld dermate van elkaar vervreemd te zijn dathet veel moeite kost om deze twee werelden bij elkaar te brengen. Er ligt een diepe kloof tussen deze twee werelden. Er zijn ook grote tegenstellingen tussen schools en buitenschools leren. Eind jaren tachtig wees Lauren Resnick al op het potentiële leerrendement als deze twee werelden met elkaar verbonden zouden worden.
Hij noemt vier belangrijke tegenstellingen tussen binnen- en buitenschoolse leeromgevingen (Resnick, 1987):
Ten eerste gaat het binnen scholen tot op de dag van vandaag in meeste gevallen nog om individuele cognitie, terwijl het in de buitenschoolse wereld om gedeelde cognitiegaat. Op scholen is de individuele vorm van leren nog steeds dominant. Ondanks veel groepsactiviteiten worden leerlingen nog steeds individueel beoordeeld. Het gaat om het succesvol zijn in taken en opdrachten die leerlingen onafhankelijk van anderen doen. Buitenschools leren daarentegen is meestal gebaseerd sociaal gedeeld handelen: werk, persoonlijk leven en recreatie vinden plaats in sociale systemen en ieders individuele mogelijkheid om iets te presteren is veelal afhankelijk van wat anderen doen.
Een tweede verschil zit volgens Resnick in de pure mentale activiteit binnen school en de meer instrumenteel bemiddelde activiteit buiten de school. Schools leren – of dat wat toch de meeste kwalificerende aandacht heeft – is in veel gevallen gericht op wat de leerling kan zónder ondersteuning van boeken, notities, rekenmachines of andere cognitieve instrumenten. Ook leren leerlingen wel met deze instrumentaria, maar in situaties waarin wordt beoordeeld blijven zij meestal achterwege. Ook al brengen nieuwe onderwijsvormen als competentiegericht onderwijs hier al stevig verandering, zonder weerstand is de invoering ervan niet. De opinie is toch nog al eens dat er 'minder' is geleerd (lees: leerlingen kunnen zonder instrumenten minder mentale activiteiten uitvoeren). De buitenschoolse wereld is nauw verbonden met instrumenten en de cognitieve resultante hiervan is dat deze cognitieve activiteit is gevormd door en afhankelijk van de beschikbare instrumenten. Het gaat bij buitenschools leren om wat nog al eens gesitueerde cognitie wordt genoemd (Lave, 1988; Brown, Collins & Duguid 1989).
Een volgend verschil dat Resnick noemt tussen schools en buitenschools leren is de nadruk op symboolbewerking binnen de school in tegenstelling tot contextueel redeneren buiten de school. Buiten school is het handelen veelal verbonden met objecten, personen of gebeurtenissen. Deze objecten, personen en gebeurtenissen gebruiken leerlingen onmiddellijk in het redeneren. Er is een feeback loop in het actuele handelen die het handelen corrigeert en daarmee ook de redenatie evalueert. Dit gebeurt zonder daar de noodzakelijke symbolen voor te gebruiken. Leren in school is daarentegen vaak gericht op symbolen (gecodificeerd). De verbinding van deze symbolen met de actuele werkelijkheid is vaak niet aanwezig. Het gaat om een mentale werkelijkheid.
Als vierde en laatste tegenstelling noemt Resnick dat het in scholen meestal gaat om generaliserend leren in school tegenover specifieke competenties in buitenschoolse contexten.Schoolse kennis is veelal algemeen of gericht op algemene kennis en principes.
Schools leren
Buitenschools leren
Individuele weten
Gedeelde weten
Mentale activiteit
Instrumentele bemiddeling
Symbool bewerking
Contextueel redeneren
Generaliserend leren
Situatiespecifieke competenties
Schools leren versus buitenschools leren (Resnick, 1987)
De algemeenheid van kennis en de brede toepasbaarheid van vaardigheid zijn ook de grootste rechtvaardigingen van formeel leren of van formele instructie. Zoals bekend zijn er bij deze vorm van leren wel vaak transferproblemen (Brown, Collins & Duguid, 1989). Om in de buitenschoolse wereld écht competent te zijn is het nodig dat leerlingen ook situatiespecifieke competenties ontwikkelen. In de wereld buiten de school gaat het om doen, om het omzetten van (schoolse) kennis in handelen. Maar het gaat niet alleen om deze geïnstitutionaliseerde kenniswereld. Het gaat ook om het ontwikkelen van know how die alleen in interactie met anderen is te ontwikkelen en misschien wel impliciet blijft. Toch kunnen we ons dagelijks leven leiden dankzij een enorme hoeveelheid impliciete kennis. Hoe zou het zijn als er op school ruimte voor reflectie zou zijn om deze impliciete kennis bewust te maken en te verbinden met het formele schoolse curriculum? We zouden ontdekken dat er enorm veel talent is ontwikkeld in die krachtige leeromgeving buiten de school. We zouden versteld staan van de diversiteit van het talent. Waarom doen we dat eigenlijk zo weinig, die verbinding maken? Toch niet zeker omdat we willen dat we de controle kwijtraken over of iedereen wel hetzelfde leert? Stel je voor, dan kreeg je allemaal verschillen...
Op de oogstconferentie van 6 april 2011 is een presentatie gehouden over wijze waarop de schoolse en buitenschoolse wereld met elkaar verbonden kunnen worden.Binnenste buiten leren
Het activeren van voorkennis is voor alle manieren van leren belangrijk. Effectief leren is leren dat aansluit op wat we al weten. Die kennis activeren is belangrijk voordat leerlingen nieuwe kennis maken.Leraren kunnen gebruik maken van aanwijzingen, vragen en kapstokken om dit nadenken op verscheidene manieren en in verschillende mate te ondersteunen en leerlingen de kennis die ze al over een thema hebben, te laten gebruiken.
Een mooi voorbeeld van voorkennis activeren waarbij het digibord een rol speelt, is de werkvorm denken - delen - uitwisselen in combinatie met het maken van een mindmap. Een voorbeeld: een leraar wil met zijn klas nagaan welke vormen van tijdmeting er zijn; hij wil het hebben over de ‘maten’ waarmee je tijd kunt meten. Hij geeft zijn klas de opdracht na te denken over het begrip tijd en alles op te schrijven wat er bij de leerlingen opkomt bij dat begrip. Hij gebruikt daarvoor de werkvorm denken - delen - uitwisselen; leerlingen schrijven eerst individueel op wat er bij ze opkomt (denken) en wisselen dan uit in kleine groepen (delen). Uiteindelijk wisselen alle leerlingen klassikaal uit wat ze hebben opgeschreven. De leraar verzamelt en rangschikt de begrippen in een mindmap op het digibord.
De voordelen van het maken van een mindmap op een digibord zijn evident. Je kunt de mindmap tijdens de les gemakkelijk manipuleren, je kunt de mindmap opslaan en er een volgende keer mee verder gaan of het resultaat als afbeelding beschikbaar stellen aan je leerlingen. Het is dus niet zozeer dat de werkvorm nieuw is, of dat er in dit geval gaat een 'nieuwe didactiek' ontstaat, maar het digibord verrijkt en vergemakkelijkt een bestaande werkvorm.
Een blog (of weblog) kun je vergelijken met een online dagboek. Je schrijft korte stukjes tekst (of afbeeldingen en video’s), posts geheten, waarbij de meest recente post bovenaan komt te staan. Er zijn veel actieve bloggers die over specifieke onderwerpen bloggen en op die manier informatie met elkaar uitwisselen. Maar bloggen is ook een manier van informatie verwerken voor jezelf. En precies dat aspect maakt ’t interessant om te kijken naar de mogelijkheden van bloggen in het onderwijs.
Blogs kun je inzetten om leerlingen hun werk op te laten presenteren: een online portfolio als het ware.
Allereerst kunnen leerlingen bloggen ervaren als een prettige manier om de opdrachten overzichtelijk te houden, te spreiden en samenhangend te maken. Bovendien krijgen ze niet aan het einde van een project, periode, thema in één keer feedback op het werk in het geheel, maar per opdracht gedurende een periode waarin een thema wordt behandeld. Dat verhoogt het leerresultaat. Leerlingen kunnen ook elkaars blog bestuderen, van elkaar leren of door elkaar geïnspireerd raken. Naarmate het thema vordert kunnen ze lekaars werk steeds raadplegen en elkaars feedback benutten. Een blog is eveneens een mooi middel voor groepswerk. Leerlingen kunnen hun blogs presenteren aan medeleerlingen en elkaar feedback geven en uiteindelijk wellicht een collectief blog maken waar zij als groep het werk kunnen presenteren waar ze het meest trots op zijn .
Werken met blogs heeft voor de docent het voordeel om eventuele misconcepties in een vroeg stadium op te sporen. Dat kan werken bij projecten, thema's of anderszins. Al in de volgende bijeenkomst kunnen die aan de orde komen. Op deze wijze is het construeren van kennis rondom een bepaald thema voor een docent goed te monitoren. Wanneer je beoordeelt aan het eind, gebeurt er weinig meer met de feedback en dat leren van fouten enorm veel oplevert, is te zien op deze link naar de TEDx conference op het blog van Knap-Lastig: http://bit.ly/fwT2XK
In het voorhoofd van de goede docent zit volgens haar het volgende lijstje vragen:
Wat moet er geleerd worden?
Op welke manieren bied ik dat aan?
Wat wil ik daarvan van de leerling zien?
Het heftige debat over passend onderwijs, het intensiverend toezicht van de inspectie en de druk om meer te doen met minder geld zetten de didactiek hoog op de agenda van de scholen. Deze thematiek is eenvoudig te verbinden met uitspraken van Wim van der Grift, hoogleraar onderwijskunde in Groningen.
Nederlandse docenten doen het goed maar bieden de zwakke en de slimme leerling over het algemeen te weinig. Lijkt me een prima uitdaging voor docenten, maar ook voor leidinggevenden. Welk vragenlijstje zit er in het voorhoofd van de schoolleider?
De oude stoïcijnse filosoof Seneca was de eerste die sprak over een leven lang leren. Hoe blijf je in een veranderende wereld bevriend met jezelf? Dat vraagt om levenskunst en een ontvankelijke houding tegenover het nieuwe zonder jezelf te verloochenen.
De opwaartse druk is in het vmbo merkbaar. Op het Nationale vmbo congres in Nieuwegein deze week maakte Jan Duursma dat weer eens duidelijk. De tl-er wil uitgedaagd worden, maar moet ook zijn weg leren vinden via andere speelvelden. Dat lijkt soms op worstelen.
Doorstroming naar het hbo is een perspectief dat sterke vmbo-tl-leerlingen inspireert. Twee wegen leiden naar de poort van het hbo, via het havo of via het mbo. Vooral de stroom via het havo is de laatste jaren gegroeid. 'Stapelen' is terug van weggeweest, ook in het overheidsbeleid. Naast diplomagericht werken vraagt dat van scholen ook doorstroomgericht werken. Welke leerlingen moet je dan voor je zien? Een leerling die:
relevante kennis en vaardigheden beheerst
de transfer maakt naar de echte wereld
bewust is van wat hij of zij kan.
Maar bovenal vraagt dat om een goede doorlopende leerlijn. Als de overheid wil dat 60% van de leerlingen hun schoolloopbaan beëindigen op hbo-niveau, dan komen we er niet alleen met het havo, maar zal voor de tl de weg bereid moeten worden naar het hbo. Dat vraagt om specifieke zorg en aandacht voor deze leerlingen met hun talenten, maar dat vraagt ook om een passende leeromgeving om bij dat hbo uit te kunnen komen. Scholen moeten daarom hun inhoud, hun didactiek en hun organisatie op orde hebben om de weg naar het hbo voor deze leerlingen vrij te maken. Een ding is duidelijk: tl-ers zien in de opwaartse druk een kans om te kunnen laten zien wat ze in huis hebben.
Kunnen samenwerken is een belangrijke vaardigheid. Bovendien heeft samenwerken een positief effect op het leerresultaat van leerlingen. Als docent is het echter niet eenvoudig om samenwerkingsopdrachten goed te begeleiden en te beoordelen. Hoe krijg je zicht op de samenwerking van leerlingen, als die samenwerking zich voor het grootste deel buiten je blikveld afspeelt? Een wiki kan je daar helpen.
Het principe van een wiki draait om samenwerking en daarom is het uitermate geschikt voor groepswerk. Een wiki is een verzameling van webpagina’s die iedereen kan bekijken én bewerken. Je kunt een wiki eventueel afschermen voor buitenstaanders. Je moet dan inloggen om erbij te kunnen.
Een wiki maakt de samenwerking tussen leerlingen gemakkelijker en vergroot het zicht van de begeleider op het proces. Dat levert een aantal voordelen op.
Alle groepsleden werken aan hetzelfde document. Er is maar één laatste versie. Die staat altijd op dezelfde plek en is voor iedereen op ieder moment toegankelijk. Ook voor de begeleider.
Iedere bijdrage is per direct zichtbaar.
Alle groepsleden, ook de begeleider, worden van een wijziging direct op de hoogte gebracht.
Iedere wijziging wordt bewaard. Je kunt zien welke wijziging, op welk moment en door wie is aangebracht. Het is gemakkelijk om terug te gaan naar een vorige versie. Bovendien kan deze geschiedenis je als begeleider veel waardevolle informatie geven over het groepsproces. Heeft iedereen wel voldoende bijgedragen aan het eindproduct?
Op iedere pagina kun je bovendien reageren. Dat geldt voor de groepsleden, voor de begeleider, maar ook voor andere leerlingen. Per pagina kan er een levendige discussie ontstaan over de inhoud ervan. Het werk van een groepje leerlingen is ook zichtbaar voor andere leerlingen. Ze kijken bij elkaar, geven elkaar feedback en leren van elkaar.
En wat kost dat? Helemaal niets! Een educatieve wiki, bijvoorbeeld bij pbworks of wikispaces, is helemaal gratis.
Er gebeurt veel in scholen en er komt veel op scholen af. Schoolleiding en docenten proberen het onderwijsaanbod af te stemmen op de veranderende vraag. De samenleving vraagt om ondernemender onderwijs dat in verbinding staat met de wereld om de school heen.
Als bedrijven, instellingen en buurt meer worden betrokken bij het onderwijs, krijg je een krachtiger en authentieker leeromgeving. Leren doe je immers niet alleen op school, maar ook daarbuiten. Daar kun je ondernemerschapkwaliteiten ontwikkelen, je netwerk opbouwen en alvast wennen aan werken, een baan hebben, ondernemen.
Er zijn scholen die een meetingpoint inrichten. Meeting Point is een krachtige aanpak voor de structurele ontwikkeling van ondernemerschap op school. Het bundelt de organisatie- en communicatiekracht van de school voor het succesvol aangaan van buitenschoolse projecten en stages.
VMBO-scholen kampen met veel vraagstukken. Veranderingen in leerlingaantallen, regionale behoeften en kosten dwingen scholen om keuzes te maken. Oriënteren we ons op smal of breed vakmanschap? Hebben we niet te veel richtingen? Bieden we wel voldoende mogelijkheden voor leerlingen? Welke kwesties spelen er in de omgeving? Wat is de moeite van het investeren waard? In de strategische werkplaats kunnen schoolleiders via passende vragen zorgdragen voor duurzame ontwikkelings- en opleidingskansen voor leerlingen in een regio
Net zoals spreeuwen in tijden van schaarste samenwerken omdat dat de kans op succes verhoogt, kunnen scholen een effectieve samenwerking in een regio ontwikkelen om optimaal onderwijs voor leerlingen te realiseren.
Het programma Tegenlicht van de VPRO heeft Nederland op de tekentafel gelegd en de effecten laten zien op de midden en lange termijn. Krimp komt in vele vormen voor en heeft diverse effecten. Ook op het onderwijs. Dit blog heeft als aandachtgebied het vmbo-onderwijs. Opleiden en arbeid spelen een belangrijke rol op regionaal vlak in het vmbo. Hoe tekent u het vmbo in op de tekentafel van Nederland? http://tegenlicht.vpro.nl/afleveringen/2010-2011/nederland-op-de-tekentafel/krimpen-aan-de-maas.html
Sir Ken Robinson beschrijft in zijn boek Het Element het punt waar natuurlijk talent en persoonlijke passie elkaar ontmoeten. Als mensen in hun element zijn, zijn zij het meest zichzelf, het meest geïnspireerd en halen ze het beste uit zichzelf.
In zijn boek laat Robinson zien dat iedereen zijn element kan vinden. Als je je element gevonden hebt, ervaar je voldoening, rijkdom en succes in je leven.
Het boek beschrijft de diversiteit van menselijke talenten, passies en het buitengewone menselijke potentieel voor groei en ontwikkeling. Hoe kunnen we dit benutten in hte vmbo? Benutten we iedere flinter talent van de vmbo-leerling?
In de uitzending van 1 februari 2011 van Pauw en Witteman neemt Pierre Wind het op zijn geheel bekende en eigen wijze op voor de het vmbo. Met zijn energie is hij altijd op zoek naar iets doen met passie. "Je leerlingen niet leren wat tomaten zijn, je moet ze van tomaten leren houden!"
De wereld verandert. De wereld verandert snel en jongeren die in deze wereld ingroeien en opgroeien zijn vertrouwd met de nieuwste technologie en met de nieuwste communicatiemiddelen. Zij spelen met deze technologie zoals eerdere generaties met stratego of mens erger je niet speelden. Jongeren zijn autochtoon in een technologische wereld die steeds intuïtiever en persoonlijker wordt. Daar ligt een heel nieuwe opvoedings- en opleidingsvraag. En met die vraag wordt tegelijkertijd een nieuwe taak van het onderwijs zichtbaar: leerlingen vertrouwd laten worden en op laten groeien in een geglobaliseerde wereld waarin iedereen connected is.
Die wereld is dubbelzinnig: enerzijds zijn daar de positieve ontwikkelingen van de nieuwste media en technologie en anderzijds is er het vertrouwde onderwijs. Onwillekeurig komt de vraag: hoe 2.0 is mijn school, mijn les, ons onderwijs?
Het vmbo speelt al op deze wereld in met het programma Techniek Breed. Naast smalle afdelingen techniek is er dus ook een sectorbreed alternatief. Techniek breed in de schoolorganisatie een plek geven betekent ook dat je als school bent voorbereid op de toekomst van de jongste technologische ontwikkelingen. Jongeren in het vmbo met het programma Techniek Breed bereiden zich voor op een flexibele wereld waarin ze zichzelf leren sturen door keuzes te maken die voor hen persoonlijk van belang zijn. Bekijk de film van Hiteq, het centrum voor innovatie.
Wij zijn nieuwsgierig naar uw onderwijskundige reacties op deze film.
Veel talent en potentieel gaat verloren onder groepen jongeren in met name achterstandswijken. Dit uit zich onder andere in schooluitval, minder leermotivatie en effectieve lestijd, overlastgevend gedrag (in en buiten de school) en beperkte deelname aan sociaal-culturele wijkvoorzieningen.
Op dinsdag 22 en maart 2011 verzorgt stadssocioloog Iliass El Hadioui een indringende en verhelderende werkconferentie bij het verschijnen van zijn vervolgstudie op het thema 'Hoe de straat de school binnendringt': denken vanuit de pedagogische driehoek van de thuiscultuur, de schoolcultuur en de straatcultuur. Op maandag 28 maart 2011 is er een praktische vertaalslag van dit thema door een concrete invulling van een rol in de school: de pedagogische ondersteuner en beveiliger. Lees meer op www.aps.nl/straatcultuur
Je klas komt het lokaal binnen of het leerplein op en de ene na de andere leerling roept: “Gaan we vandaag iets leuks doen?" Je voelt de vraag opkomen: waarom zou ik steeds voor iets leuks moeten zorgen? Dat hoeft ook helemaal niet! Wat is "leuk" en waar gaat het eigenlijk om?
Voor een goede motivatie is een aantal factoren van belang. Zijn die factoren goed op orde, dan blijkt de vraag om “ iets leuks” veel minder vaak gesteld te worden. Het onderstaande model kan helpen om die factoren te onderzoeken en waar nodigte versterken.
(WAARDE X VERWACHTING) + PLEZIER MOTIVATIE = ______________________________________
BELONINGSTERMIJN
Als een opdracht betekenis heeft voor leerlingen en hij of zij heeft de verwachting dat die opdracht goed is uit te voeren, dan neemt de motivatie toe. De leerling voelt zich competent, de opdrachten is niet te moeilijk en ook niet te makkelijk én de leerling ervaart dat hij of zij er iets aan heeft. Als de leerling kort na of tijdens het uitvoeren van de opdracht ook nog feedback krijgt of als de leerling snel na de toets zijn of haar score krijgt te horen, dan verhoogt dat de motivatie.
Het blijkt dat als de waarde en de verwachting hoog zijn het "plezier" nauwelijks invloed heeft op de motivatie en als de waarde en de verwachting laag zijn, heeft het een lage invloed op de motivatie.
Vandaag heeft minister Van Bijsterveldt de langverwachte brief m.b.t. passend onderwijs naar de Tweede Kamer gestuurd. In de brief worden de beleidsvoornemens van het kabinet geformuleerd over het wettelijk kader Passend Onderwijs en de invulling van de bezuinigingstaakstelling van 300 miljoen euro. De brieven zijn te downloaden via de volgende link http://www.passendonderwijs.nl/